‘Ik vind jou zo oprecht’ zei ze, onderuit gezakt in een bank bezaaid met dekens, kussens, spullen.
‘Soms heb ik het gevoel dat psychologen alleen maar praten om stiltes op te vullen, maar jij stelt tenminste goeie vragen. Jij begrijpt het volgens mij echt.’
Tegenover me zit een vrouw van begin 70, al vroeg beschadigd door het leven, al zeker 30 jaar in de psychiatrie. Meerdere suïcidepogingen, vrijwillige en gedwongen opnames verder woont ze nu al jaren zelfstandig en is ze met voldoende medicatie ‘crisis-vrij’. In zoverre dat ze geen echt ‘probleem’ meer heeft gevormd voor haar omgeving of zichzelf, maar gelukkig is ze allerminst.
Haar huis is een weerspiegeling van haar geest: chaotisch, veel te vol en al jaren niet meer opgeruimd
Ze zit er wat verslagen bij, meer dan al die andere keren dat ik haar tot nu toe thuis bezocht, en ik vraag haar hoe dat komt. Na enige aarzeling en het zoeken naar woorden zegt ze uiteindelijk: “Ik walg zo ontzettend van mezelf. Van mijn leven, van mezelf.”
Hoewel ik denk te snappen wat ze bedoelt, vraag ik haar het me verder uit te leggen. Ze vertelt over de afgelopen 20 jaar, die voor haar gevoel nutteloos en weggegooid zijn. Dat ze soms niet kan geloven hoe ze in de situatie is beland waarin ze nu zit: oud, alleen, beperkt, zoveel verloren, zoveel gemist.
Er valt een stilte en ze kijkt van me weg; haar schaamte is bijna voelbaar
“Vroeger zag ik eruit zoals jij,” zegt ze tenslotte, “ik ben altijd slank geweest, en moet je me nu zien. Gister stond ik onder douche en ik kon wel janken. Ik walg zo ontzettend van mijn lijf.”
Het zijn woorden die me raken, omdat ik ze zo goed ken. De afkeer van mijn lijf, de walging en de strijd om de confrontatie met dat lijf steeds maar weer uit de weg te gaan. Op bepaalde momenten in mijn leven tot het destructieve aan toe. Zo enorm in conflict met een deel van mij dat ik ruim 15 jaar geleden al tot ‘loos stuk vlees’ heb veroordeeld, en nog altijd niet anders ben gaan zien.
Ik twijfel of ik daar iets over zal delen met haar, maar besluit dat nu niet te doen
Bang dat ik haar gevoel van walging en eenzaamheid alleen maar versterk, gezien het gewicht dat zij en ik van elkaar verschillen. Terugdenkend aan een tijd dat ik daar zelf enorm gevoelig voor was, kan ik me dat effect in ieder geval voorstellen. Zo ervoer ik in een therapiegroep voor eetgestoorde jonge vrouwen het ‘zogenaamde begrip’ van deelnemers aanzienlijk lichter dan mezelf steevast als olie op het vuur en als bevestiging van mijn eigen ellende: ‘Als zíj daar al last van heeft, dan moet ik me helemaal doodschamen.’
Mijn disfunctionele hoofd van destijds kon er simpelweg niet mee omgaan en boog goede bedoelingen moeiteloos om tot negativiteit. Een hardnekkige kwaal, zo is gebleken.
Waar het over iemands lijf of gewicht gaat, ben ik dan ook altijd liever safe than sorry
Ik zwijg even, en zeg haar dan hoe verdrietig ik het voor haar vind. We praten verder over welke rol haar gewicht in haar leven heeft gespeeld (geen, tot ze in de psychiatrie belandde), en hoe ze met haar lijf is om gegaan (trots, tot ze in de psychiatrie belandde). De vele verschillende medicijnen die ze in haar leven slikte, hadden als bijwerking vaak een (fikse) toename in gewicht. Wat ze er vervolgens nauwelijks meer af kreeg. Haar inactieve leefstijl, gebrek aan energie en consequent sombere stemming helpen daar ook al niet bij. En dan zijn er nog de talloze schulden, de bewindvoering en haar zeer beperkte budget om überhaupt goede boodschappen te kunnen doen.
“Wat zou je nu op dit moment het meeste helpen?” vraag ik haar tenslotte
Ze kijkt me een ogenblik strak aan, en antwoordt dan: “Als mijn huis iets meer is opgeruimd.” Direct moet ik aan mijn moeder denken, en aan al die keren dat ze een trein nam naar Maastricht om mijn huis van onder tot boven op te ruimen. Meestal op momenten dat ik enorm in de knoop zat met mezelf, die zij ondanks mijn stilte daarover op bijna 300 kilometer afstand altijd goed leek aan te voelen. Echt praten deden we dan nauwelijks, maar met haar schoonmaakacties van tijd tot tijd hielp ze me uiteindelijk enorm. Ik voelde me ook altijd een stuk beter, als er weer rust en overzicht was daar waar ik woonde.
Alsof er ook in mijn hoofd een beetje was opgeruimd
En dus zijn we dat vervolgens samen gaan doen: opruimen. Met haar hulp gooide ik mijn hele auto vol met stapels oud-papier, vuilniszakken en allerhande zooi en kwam er langzaam maar zeker een heuse hal tevoorschijn onder de berg spullen die zich tussen voordeur en woonkamer hadden opgestapeld.
Tevreden bekeek ik het resultaat. Netjes binnen de 60 minuten die voor het bezoek aan haar gepland stonden, en geheel conform het behandelplan dat ‘ondersteunende gesprekken en begeleiding’ voorschrijft.
“Ik wist niet dat ik dit van je mocht vragen, maar het helpt me echt enorm” zei ze toen ik weer vertrok. Ik lachte en knikte instemmend: “Ik weet hoe prettig dat kan zijn, dus graag gedaan.”
Toen ik met een volle auto wegreed, dacht ik later:
Anne, geweldig van je. Niet aan je zelf twijfelen, je handeld gewoon naar eigen goeddunken. Je eigen gevoel van vroeger helpt je. Hoe kun je nu stellen dat je geen goede hulpverlener bent. Als je eigenwaarde meer groeit, zul je je dergelijke dingen niet meer afvragen. Ik leef met je mee. Huub.
<3
Wauw…en dit is de hulpverlener doe je niet alleen wilt maar ook móet zijn.
Een medemens. Met ook jouw eigen bagage die er mag zijn en die de ander ongetwijfeld ook aanvoelt op een positieve manier. Anders stelt iemand zich ook niet zo open na al die jaren van ervaring met hulpverleners.
Ze mag zich gelukkig prijzen met jou!