Het liefst zou je nooit meer bewegen, zo voelt het. Als je één kon worden met je houding op een bank, in een stoel, opgevouwen in je bed, dan had je het gedaan.
Nooit meer bewegen.
Nooit meer beweging.
Stilstand is achteruitgang, zeggen ze. Misschien ga je ook wel achteruit. Het voelt niet als jezelf in ieder geval, zoals je nu bent.
Het voelt niet als jezelf om niemand meer te willen zijn.
Te willen verdwijnen in het staren naar de muur, in je lege blik op oneindig. Leeg en uitgeput, want dat is wat je bent.
Misschien ben je dit keer gewoon te ver gegaan, en is je onverschilligheid van nu het resultaat. Je gebrek aan emotie, aan inspiratie, aan interesse en plezier gewoon de vruchten die je plukt van dat wat je al die tijd gezaaid hebt. Eigen schuld, dus, eigenlijk.
Het is niet uit een soort arrogante afstandelijkheid dat je niet met de mensen wilt praten om je heen. Je hebt gewoon geen ruimte in je hoofd om het te doen. Om te doen alsof er iets is dat je van hen wilt weten, of geïnteresseerd bent in hoe het met ze gaat. Want dat wil je niet, en dat ben je niet. Uit angst vooral, dat er in respons iets van je verwacht wordt en je hart het hen niet bieden kan.
De vraag wie je bent en wat je doet beantwoordde je al een aantal keer, maar telkens weer was het zoeken naar woorden. Zoeken naar een antwoord dat zowel jijzelf als de ander kan begrijpen, want eigenlijk doe je dat nog altijd niet.
Je weet niet wie je bent, en je weet niet wat je doet.
Je hebt geen titel, noch een naam. En op momenten als deze ben je daar dankbaar voor. Verdwijnen is tenslotte makkelijker zolang je niemand bent.
En verdwijnen wil je, misschien niet voor altijd, maar op z’n minst voor even. Geen vragen meer, geen wensen, geen verwachtingen, geen kritiek. Niets meer wat je fout kunt doen, of goed kunt doen, of wat nog beter kan de volgende keer.
Geen volgende keer, geen begin, geen einde meer. Gewoon helemaal niets, voor even dan. Want voor altijd zou te lang zijn, en je kent jezelf.
Je weet dat je straks zo maar opeens wel weer kunt voelen dat je leeft, en je ambities weer tot de hemel zullen rijken.
Tot nu toe was het altijd een kwestie van tijd voor je dalen in toppen veranderde. En dat zal nu vast niet anders zijn. Gewoon, omdat het kan.