Lief lijf,
Vandaag stond ik met je aan het strand, met je blote voeten in het water. De plakhandjes van het mooiste hoopje mens dicht tegen je aan, en de zeewind door je haren. Ik geloof dat ik daar, op dat moment, van je heb gehouden. Dat ik je waardeerde om het simpele feit dat je bestond. Daar stond, met dat kleine mensje in je armen.
Ik rende met je door het zand, met de zon in je gezicht en het leven door je aderen
Ik geloof dat ik, toen wij zo samen over het strand draafden, van je heb gehouden. Van hoe sterk je voelde, hoe snel we gingen, hoe fijn het was om weer in beweging te zijn. Gewoon, omdat het kon. Omdat het kon en wij dat samen wilden.
Nog niet zo lang geleden richtte ik je dagelijks ten gronde. Rende ik waar en hoe dat ook maar kon van je vandaan. Kotste je uit, ontweek je schaduw en ging de confrontatie met jou steeds weer met lood in mijn schoenen aan. Niemand heb ik zo vervloekt als jij. Niemand zo ontelbaar vaak geschonden.
Weet jij nog wanneer de oorlog tussen ons begon?
Wanneer ik afstand van je nam en besloot nooit meer van je te houden? Nooit meer één met jou te zijn? Het moet de wanhoop geweest zijn, die ons uit elkaar dreef. De wanhoop en de eenzaamheid. In feite was het ook niet meer dan logisch, om van één twee te maken. Om een vriend en vijand te creëren die in ieder geval nooit van me weg zou gaan. Alles, behalve dat.
Terugkijkend is het nooit mijn intentie geweest om je te haten, ik vergat op den duur alleen hoe ik nog van je moest houden. Lang heb ik geloofd dat in jouw uitputting mijn redding lag, en dus bewoog ik je voort en voort en voort. Rondjes om het meer, door het bos, door de straten. Steeds weer die trappen op en af, fietsen naar de zee en terug terwijl ik op school had moeten zitten. Spijbelen uit pure bewegingsdrang en de overtuiging dat ik je, alweer, te veel gevoed had.
Ik heb zolang gewild dat er minder van je was. Zo vaak geprobeerd je klein te krijgen, kleiner dan je al was
Tot je hart er gek van ging kloppen en je gewrichten me meer dan eens tot stilstand brachten. Kapot gelopen, stuk getraind.
Ik weet nog hoe verschrikkelijk boos ik dan op je was, als je niet meer wilde doen wat ik van je verlangde. Als ik toe moest geven dat je sterker was dan ik. Want uiteindelijk was je dat altijd.
Lief lijf, weet je nog hoe het voelde toen er voor het eerst iemand naast je lag, je vasthield en zoveel van je hield dat jij noch ik het kon ontkennen?
Weet je nog hoe moeilijk je het vond om liefdevol aangeraakt te worden, hoe onveilig dat voelde, hoe verkeerd?
Tegen de man van wie ik ooit heb gehouden zei ik over jou: ‘Luister, ik haat mijn lijf, ik vind het een homp loos vlees en heb er vijfentwintig keer niks mee. En kinderen wil ik nooit. Nooit.’
Dat meende ik, oprecht. Achteraf gezien was het een godswonder dat hij nog drie jaar bij me bleef. En me soms, heel soms, weer van je liet houden.
Het ging een tijd best aardig tussen jou en mij, maar dat bleek een stilte voor de storm. Want alle liefde en begrip die ik stukje bij beetje weer voor jou had opgebouwd, vaagde ik met het verbreken van mijn relatie in één keer weg. Aan verdriet of rouwen deed ik niet. Wel aan vechten en aan strijd.
Een drama werd het, de jaren die volgden. Onze verstandhouding bereikte meer dan eens het absolute dieptepunt en ik perfectioneerde de kunst om jou te haten.
Ik vocht met jou en jij met mij en steeds kozen we andere wapens
De wereld om ons heen zeiden we niets, lieten we zo min mogelijk merken. Ik leidde haar om de tuin met achten en negens, jij met jouw ogenschijnlijk gezonde zelf. Niemand die wist hoe ziek we samen waren, niemand behalve wij.
Vandaag, drie jaar leven en leren later, stond ik met je op het strand. Met je blote voeten in het water, en het mooiste hoopje mens dicht tegen je aan. Ik voelde weer hoe sterk je was, hoe ver je me ondanks alles hebt gebracht. Ik voelde weer hoe zeer ik het waardeer dat je daar stond, bestaat, en dat kleine mensje dragen kan.
Lief lijf, vandaag heb ik weer even van je gehouden.
Voorzichtig, maar wel oprecht.
Mooi mens 😚
Mooi Anne. Heel mooi. Wie zwijgt verbergt zoveel meer dan zichzelf. Wie deelt, deelt zoveel meer. Dan woorden alleen, kunnen verwoorden. Dank je!
Slik. Dit is zo mooi verwoord…
❤️