“Ik vind dader een ingewikkeld woord” zei je uiteindelijk, al even starend naar één vast punt op de vloer.
“Snap ik” zei ze kalm.
“Confronterend hè?”
Je voelde hoe in een split second alles in jou verstrakte. Hoe je je adem in hield, je linkervoet zich vastzette in de grond, je handen in elkaar knepen en het mistig werd in je hoofd. Hoe, terwijl zij verder sprak maar je haar allang niet meer hoorde, delen in jou afwisselend vochten, vluchtten en bevroren. Hoe alles in jou wilde gaan, maar tegelijkertijd niet wilde vertrekken.
Je was ook niet gekomen om weer te vertrekken, tenslotte. Je was gekomen om te leren blijven
‘Ademhalen’, dacht je plots. Om te kunnen blijven, moet je ademhalen. En dus haalde je diep adem en probeerde zo bewust mogelijk te voelen hoe je longen zich weer vulde, er beweging kwam in je borstkas, in je lijf, en hoe je met jouw uitademing weer een beetje meer ontspande.
Voorzichtig keek je op. Zij zat nog even kalm tegenover je en keek je vriendelijk aan.
“Wat denk je nu?” vroeg ze, en je zuchtte. Zocht naar woorden.
“Waar daders zijn, zijn slachtoffers” antwoordde je uiteindelijk
“En ik wil geen slachtoffer zijn. Ik wil alles, behalve slachtoffer zijn.”
“Snap ik” zei ze, bijna droogjes.
“Dat is ook gewoon klote.”
Het raakte je, dat ze dat zei. Het raakte je om dat van een slachtoffer te horen die op geen manier voldeed aan het zielige, sneue en kwetsbare karakter van het stereotype slachtoffer in jouw hoofd. Het type dat jij dus niet wilde zijn.
Het raakte je om je plots zo te beseffen dat je beschadigd maar niet gebroken hoeft te zijn
Er volgde een gesprek over niet zielig gevonden willen worden. Over jezelf steeds buiten de groep plaatsen en het vertikken om ‘one of them’ te zijn. Over je eigen leed bagatelliseren, het altijd maar focussen op de ander die meer heeft meegemaakt dan jij, en jezelf consequent het recht ontnemen op je eigen pijn. Vinden dat het zo erg niet was, of niet had hoeven zijn.
Vinden dat het nu echt eens klaar moet zijn, met dat traumatische gedoe
“Logisch” concludeerde ze, dat je eindeloos veel argumenten opwerpt om jezelf maar niet echt aan te hoeven kijken. Om maar niet echt onder ogen te komen wat je is gebeurd, en wat dat met je heeft gedaan. Logisch, maar niet helpend, op de lange termijn.
Eenmaal weer thuis keek je op je telefoon en zag je een melding verschijnen over een net geplaatst interview met jou. ‘You have to feel it, to heal it’ kopte het stuk, en je lachte.
Het universum had haar punt gemaakt.
Wat een ontzettend herkenbaar verhaal. Het helpt als er woorden aan gegeven worden. Als je die woorden zelf niet vinden kunt, is het fijn dat anderen dat voor je doen.
Wauw Anne, wat raak geschreven. Ook hier ontzettend herkenbaar. Dat verstrakken, het heeft me jaren gekost voor ik daar woorden aan kon geven. Ik hoor het de psych nog vragen, op zulke momenten: ‘Wat gebeurt er nu?’
Ik wist het niet, ik had geen idee.
Pas toen ik, nog niet eens zo lang geleden, voor het eerst iets schreef waarin ik die beladen woorden openlijk aan mezelf koppelde, lukte het me om erbij stil te staan wat zich op dat moment innerlijk afspeelde.
Na het niet meer vermijden van elke gedachte aan vroeger, was het niet meer vermijden van de beladen woorden een mijlpaal in herstel.
Het vervolgens weer terugvinden van woorden die een antwoord mogelijk maakten op die vraag ‘Wat gebeurt er nu’, het überhaupt kunnen voelen wat er gebeurt en dan ook nog kunnen benoemen, voelt voor mij persoonlijk echt als de afronding, de laatste stap en bekroning van mijn herstelproces.